De echo van Tarkovski
Noem het afwijking, maar ik houd niet van Nederlandse films. Te vaak hebben ze me teleurgesteld. Deels komt dat door de taal. Het werkt op de een of andere manier niet, dat Nederlands. Niet voor mij althans, niet op het grote doek. Het maakt me ongemakkelijk. Overdreven kritisch, wellicht. Toch staat dit voor mij vast: zelden halen de acteurs het niveau van ’s lands trots op de planken of in series (ik denk aan Pierre Bokma, Porgy Franssen Robert de Hoog, Karina Smulders, Ramsey Nasr E.V.A.). Waarom dat verschil? Waarom blinken we uit in toneel maar steekt de Nederlandse cinema over het algemeen schril af bij de Franse of Italiaanse? Omdat de toneelacteurs toneel spelen en geen films maken? Dat klopt lang niet altijd. (Gebrek aan) geld en subsidie? Zal meespelen. Klein taalgebied? Ook. Beperkte filmische poëzie van het Nederlands? Mmm. Omdat het al decennia zo is? Geen reden. Alles opgeteld dan? Misschien is de vergelijking niet eerlijk, maar ooit liep ik de bioscoop uit en had daarna gevoel dat ik een kleine twee uur lang had geleefd als toeschouwer. Dat ik bij het zien van de film al mijn zintuigen nodig had gehad om hem goed te begrijpen, tot me door te laten dringen. Dat ik niet passief had kunnen blijven, de film een beroep op me deed en iets van me vroeg en in me opwekte. In willekeurige volgorde: bewondering, nieuwsgierigheid, droevenis, lach. Hoe die film heette? Het was De spiegel van Andrej Tarkovski. En toch. Onlangs zag ik Broers (reg. Bram Schouw) en er gebeurde iets onverwachts. Het Nederlands stond me niet tegen. De regisseur durfde het bovendien aan om de acteurs op cruciale momenten te laten zwijgen. Het was juist die absentie van taal die de film optilde. Ze verlegde de aandacht naar de mimiek van de acteurs, de blikken, het onderliggende. Dat konden ze aan. Pet af dus voor Jonas Smulders en Niels Gomperts. Over het verhaal zwijg ik. Maar aan het einde voelde ik niet slechts tevredenheid. Er was meer. Zoiets als een vage herkenning. Ik voelde de echo van Tarkovski.